Enige tijd geleden heb ik een kort verhaal ingezonden voor de schrijfwedstrijd 'Zomertijd 2' van Jaylen Books. Hoewel ik geen prijs gewonnen heb, is mijn verhaal wel opgenomen in één van de twee boeken met korte verhalen die zijn samengesteld uit alle inzendingen. Van de 257 inzendingen zijn er 116 opgenomen. Mijn verhaal staat in 'Zomertijd #3 – 2012'. Een deel van de opbrengst wordt door Jaylen Books gedoneerd aan Stichting Kika. Ik ben best trots op het feit dat mijn verhaal is opgenomen.
Een zomerse zeiltocht
"Kan ie?" roep ik naar mijn schipper terwijl ik de laatste lijn die ons bootje aan de kade vasthoudt, bijna helemaal losmaak. Op het antwoord "ja!" laat ik het laatste stukje loskomen en trek de lijn aan boord. De Markiezin komt rustig los van het betonnen, drijvende platform waar ze een paar dagen geleden aan afmeerde. Ik kijk nog even om me heen en controleer of er nergens meer obstakels zijn, dan ga ik alle landvasten netjes opschieten. Ik grinnik in mezelf om het zeiljargon. Het is nog niet zo heel lang geleden dat ik niets van de termen snapte. Landvast? Opschieten? "De landvast beleg je op de kikker." Volgens mij beleg ik een boterham, zwemt de kikker in de vijver en wat is een landvast? Nu, op het moment dat ik voorop onze zeilboot sta, weet ik dat de landvast de lijn is waarmee de boot wordt vastgelegd aan de kade, dat de kikker het metalen geval is waar je de lijn omheen slaat en dat het proces van lijn om de kikker slaan, beleggen heet. Opschieten moet ik nu trouwens op twee manieren: tempo maken en de landvasten netjes oprollen om ze weg te kunnen bergen. Ik verlaat mijn dagdroom en doe wat ik moet doen. Zodra ik alles heb opgeborgen, zorg ik voor de voorbereiding van het hijsen van de zeilen. De jachthaven van het Duitse Waddeneiland Borkum is verdwenen achter het duin. Mijn schipper is de havenkom uitgevaren en stuurt richting de Ems. Voor ons zie ik nog een paar van de wedstrijdschepen waar we mee in de jachthaven lagen.
We zijn wat later vertrokken om de stroom op de Ems echt mee te hebben. Wij hoeven niet op een bepaald moment te starten. We gaan naar het volgende Duitse Waddeneiland en zijn geen deelnemer aan de regatta Borkum – Helgoland. We worden wel door de wedstrijd beïnvloed. Als er niemand in de buurt is, kiezen we maar al te vaak voor de makkelijke optie: motor aan en dat stukje tegenwind even snel nemen zonder te laveren. Maar met al die wedstrijdzeilers in de buurt laten we ons niet kennen en gaan de uitdaging van het laveren aan. Zeilen omhoog en gaan!
Ik neem het eerste half uur sturen voor mijn rekening. Mijn schipper doet het zware werk bij het overstag gaan. Als een bezetene aan de lier draaien om het zeil weer in de goede stand te zetten. Ik voel me stoer en sterk en geniet met volle teugen. De zon schijnt, de wind is pittig, en het water van de Ems rustig. We maken slag na slag en varen de regattavloot voorbij. Ze moeten nog officieel starten. Na een half uur ga ik aan de lieren en al gauw druipt het zweet van mijn gezicht. "Ik moet toch weer eens wat aan krachttraining gaan doen", zeg ik tegen mezelf als ik onderuitzak na de inspanning. Ik kijk naar de kustlijn van Borkum. Een prachtig duingebied en meer naar links de eerste huizen van het stadje Borkum. Ik herken de oude vuurtoren. Twee dagen geleden stonden we aan zijn voet. De slagen die we maken, worden wat langer nu de vaargeul breder wordt. De golven nemen toe. Eigenlijk gaat dat nogal ongemerkt. Ik ben zo bezig met de omgeving en met het zeilen dat ik me vrij plotseling realiseer hoe hoog de golven intussen zijn. De Markiezin ploegt er met gemak doorheen, maar het vergt uiterste concentratie zie ik aan het gezicht van mijn schipper. Ergens in mijn achterhoofd gaat een alarmbel rinkelen. Ik duw het weg. Neem het roer weer over voor een half uurtje. Wauw! Dit is zeilen! Ik zet mijn voeten stevig vast en stuur geconcentreerd de golven op en af. Ze worden nog hoger.
Weer rinkelt de alarmbel en weer negeer ik het. Pas als mijn schipper het roer weer heeft en ik voel en zie hoe de Markiezin omhoog en omlaag bonkt, besteed ik aandacht aan de nu knalhard rinkelende alarmbel in mijn hoofd. "Verdorie, we hebben geen reddingsvest aan!" schiet het door me heen. Ik kijk naar het gezicht van mijn schipper en zeg niets. Hij is in opperste concentratie en bepaald niet blij. Ik lees enige angst in zijn ogen. Nu beginnen over de vesten levert me alleen een grom op weet ik. Ik hoop en smeek inwendig dat hij zich goed vasthoudt en niet overboord dondert. Ik speur het water voor ons af op zoek naar een geschikt moment om de kajuit in te duiken en onze vesten te pakken. Ze liggen klaar op de bank. Een stommiteit om ze niet meteen na het wegvaren aan te doen. We hebben verder volledig zeilpak en laarzen aan. Ga je nu overboord, dan ligt magere Hein heel dichtbij op de loer. Een lichte paniek maakt zich van me meester. "Ik moet die vesten pakken! Ik moet die vesten pakken!" dreunt het in mijn hoofd. "Nu!", denk ik en duik de kajuit in. Half vallend het trapje af, drie stappen, twee keer grijpen en bijna rennend weer naar buiten. Ik plof neer op de kuipbank, haal diep adem en weet dat er nog meer onheil aankomt.
De boeg van de Markiezin richt zich omhoog. Hoger dan ik tot nu gezien heb. Mijn schipper haalt piepend adem en trekt verbeten aan het stuur. Met een klap gaan we de golf af. "We zijn er door", zegt mijn schipper. Opluchting! De laatste boei van het Borkumer riffgat en hij stuurt stuurboord uit. We komen nu meer voordewinds en dat voelt gelijk een stuk rustiger. Woordeloos geef ik mijn schipper zijn reddingsvest en neem het roer over. Hij weet dat ik denk "stelletje idioten dat we zijn!" Hij weet dat ik boos ben op hem maar vooral ook op mezelf. Ik heb tijd nodig om bij te komen van de paniek.
Ik voel me weeïg. De sprong de kajuit in is teveel van het goede geweest. Ik ben zeeziek aan het worden. Ook dat nog! "Wil je de puts voor me pakken?" Mijn schipper kijkt naar me op, geeft geen antwoord, maar gaat naar binnen. Ik zet de automatische piloot aan, plof weer op de kuipbank en pak de emmer aan. Geen seconde te vroeg. Mijn maag draait zich om. Ik sluit mijn ogen om de misselijkheid niet te versterken. Dat zakt weg, maar een vieze smaak blijft achter. "Zo, ik ga maar niet meer naar binnen", zeg ik. Nu kijkt mijn schipper heel verbaast. Hij lijkt te denken: "Huh? Kan ze nog praten?" Met een vage glimlach antwoord ik op de verbazing "Ja, ik ben alleen misselijk, maar verder gaat het wel". "Zal ik even uitkijk houden terwijl jij de kaart bijwerkt?" Ik voel me belabberd en tegelijkertijd blij. Nog niet eerder kon ik blijven functioneren als ik zeeziek werd. Het idee alleen al haalt de scherpe kantjes van zeeziek zijn weg. Ik kijk rond of er geen boeien, schepen of ander gevaar in de buurt is. Niets aan de hand. Een eindje bij ons vandaan de eerste schepen van de regattavloot die ons hebben ingehaald. Een fel gekleurd zeil scheurt. Ook zij hebben het niet makkelijk. De komende uren hoeven we niet veel inspanning te leveren. Relatieve rust heerst aan boord.
"We strongly advice not to approach." Ik schrik op uit mijn dommel. "Heb jij gehoord wat ze precies zeiden op de marifoon? Kunnen we Norderney niet aanlopen?" Mijn schipper schudt zijn hoofd. "Ik heb het ook niet goed gehoord. Het zal wel meevallen." "Bremen rescue, Bremen rescue, here the Valwind." Ik spits mijn oren. "We would like to enter the harbour of Norderney. Is this posible? Over." "Valwind, this is Bremen rescue. Do not go to Norderney. There are huge swells. We strongly advice not to approach. Over." Ik kijk naar mijn schipper. Wat moeten we nu? We kennen de aanloop niet. We hebben geen idee over de werkelijke omstandigheden tussen de zandbanken daar. De wind is krachtig en uit noordwest. Ergens heb ik gelezen dat deze omstandigheden het aanlopen van Norderney gevaarlijk maken. Mijn schipper heeft vanmorgen nog gebeld met de havenmeester van de jachthaven. Volgens hem is de aanlooproute geen probleem. Andere mensen zeggen juist dat het ondieper is geworden. En hoe is dat met deze wind? Moeten we aanlopen wel willen? Ik zie en herbeleef de beelden van een paar uur geleden. De enorme golven doordat het wind tegen stroom is. In mijn hoofd worden de golven steeds hoger. Ik grijp de puts en geef weer over.
Mijn schipper heeft intussen gekeken waar we precies zijn, hoe het met de stroom zit en wat de geleerden over de aanlopen in de almanak hebben opgeschreven. Op het moment dat hij weer naar buiten komt, herhaalt Bremen rescue de waarschuwing: "We strongly advice NOT to approach." Ik kijk naar mijn schipper. "Ik denk dat we moeten omkeren", zegt hij. "Zij weten hoe het hier is en waarschuwen niet voor niets." Ik knik, sta op en neem het roer. "Beter ten halve gekeerd dan ten hele gestrand!"
Prachtig en boeiend geschreven!
En gefeliciteerd me de publicatie.